Imágenes de páginas
PDF
EPUB

servatief katholiek, schrijft in de »Züricher Post" van 20 Juni 1884: >>Het was niet zonder eenigen schroom toen »wij voor 10 jaar zagen, dat het Referendum in onze >> Bonds-Constitutie werd opgenomen. Heden is die

>> vrees verdwenen.

Wij hebben toen ons zelven ge>>wantrouwd, maar de ondervinding heeft ons geleerd; >>het Zwitsersche volk heeft zich veel conservatiever »>getoond dan zijne afgevaardigden."

Dit haalde ik aan omdat, wanneer de bestrijders zeggen, dat het Referendum in Zwitserland niet de algemeene instemming geniet, men daarbij wel het oog moet houden hierop, hoe die instemming ten tijde der invoering was en hoe zij thans is 1). Allerminst volgt

1) Objectiever dan het oordeel der Zwitsers zelven lijkt mij de meening van twee schrijvers op staatsrechtelijk gebied, welke beiden tegenstanders zijn van het Referendum met wetgevende kracht.

ESMEIN schrijft in zijn werk „Eléments de droit constitutionnel": "Quant aux résultats acquis, ils paraissent, il faut le dire, satisfaisants. Le peuple le plus souvent, si l'on s'en tient aux données mieux connues du referendum fédéral, s'est montré généralement sage, éloigné des tendances extrêmes et économe des deniers publics".

EMILE DE LAVELEY (Belg) schrijft in zijn werk „Le Gouvernement dans la démocratie" eveneens het volgende: En

echter hieruit, dat deze instelling in alle landen die vruchten zal afwerpen die het in Zwitserland blijkt op te leveren. Het volkskarakter is hierin een voorname factor.

Schenken wij echter thans onze aandacht aan hen die meer principiëele bezwaren aanvoerden tegen de voorgestelde instelling. Het voornaamste verwijt dat tegen het Koninklijk Referendum werd ingebracht, is wel, dat het zou strijden met het vertegenwoordigend stelsel, in elk geval met het parlementaire stelsel. Beginnen wij met op te merken, dat bij de discussies in de Belgische Kamer vrijwel algemeen deze beide stelsels met elkander zijn verward; zoowel de heer WOESTE als de heer FRÈRE ORBAN, alsook de gewisselde stukken vereenzelvigen het laatste met het eerste en spreken in één adem van »gouvernement représentatif" en »>gouvernement parlementaire". Men zou deze omstandigheid met het oog op het onvaste in de terminologie der staatswetenschap als eene woordenquaestie

somme, il (le referendum) s'est montré économe, hostile à la centralisation, au pouvoir fort et aux grosses dépenses, par conséquent à ce qu'on appelle la politique jacobine ou radicale.

over het hoofd kunnen zien, ware het niet, dat daardoor het essentiëele van het parlementaire systeem, zooals dit in theorie en meer nog in practijk zoovele aanhangers telt, op den achtergrond werd gedrongen. Immers, volgens voornoemde staatslieden berust het parlementaire stelsel op twee grondslagen:

1o. Het deelnemen van het volk aan de wetgevende macht door het kiezen van zijne mandatarissen.

2o. Eenmaal deze mandatarissen gekozen, het alles aan hen overlaten, omdat de burgers zelven voor het regelen dier zaken noch den tijd, noch de noodige kennis bezitten.

Deze beide kenmerken geven echter alleen het vertegenwoordigend stelsel weder: om tot het parlementaire stelsel te geraken is het noodig nog een element, het gewichtigste, daaraan toe te voegen, namelijk de ministeriëele verantwoordelijkheid, met de daaruit voortvloeiende afhankelijkheid der uitvoerende macht van de wetgevende macht, en meer in het bijzonder van de Kamer van Afgevaardigden, namelijk in dien zin, dat de verantwoordelijke dragers der uitvoerende macht slechts zoo lang en op die wijze hunne taak vervullen, als overeenkomt met de wenschen der meerderdeid der

vertegenwoordiging. WALTER BAGEHOT kenschetst dit juist, waar hij in zijn »English Constitution" zegt: >>The efficient secret of the English Constitution may be described as the close union, the nearly complete fusion, of the executive and legislative powers". Een vertegenwoordigend stelsel hebben Pruisen en Noord-Amerika ook, het parlementaire stelsel echter niet, hoewel ook Pruisen de ministeriëele verantwoordelijkheid in zijne Grondwet heeft opgenomen.

Het parlementaire systeem moeten wij m. i. dus definieeren als eene wijze van toepassing van het vertegenwoordigend stelsel.

Tweeledig zal dus de vraag zijn die wij ons hebben te stellen, wanneer wij willen beoordeelen, in hoeverre het Koninklijk Referendum past in het kader der bestaande constitutioneele instellingen en gebruiken.

1o. Is het Koninklijk Referendum in strijd met het vertegenwoordigend stelsel?

2o. Is het in strijd met die bijzondere toepassing daarvan, welke men het parlementaire stelsel noemt?

De eerste vraag ziet op de verhouding tusschen kiezers en gekozenen, de tweede op die tusschen vertegenwoordiging en uitvoerende macht.

Op de eerste vraag meen ik, dat het antwoord beslist ontkennend moet luiden. Noch aan het karakter, noch aan de bevoegdheid der vertegenwoordiging wordt in het minst getornd, waar zoowel zij zelve als een andere tak der wetgevende macht in dezelfde positie wordt gehandhaafd als de Grondwet haar te voren toekende. De raison d'être van het vertegenwoordigend stelsel ligt daarin, dat niet iedereen in staat is onmiddellijk deel te nemen aan de landsregeering.

[ocr errors]

Deze gedachte blijft onaangetast: Koning en beide Kamers blijven de wetgevende macht uitoefenen in denzelfden omvang en met dezelfde vrijheid als voorheen; de kiezer wordt evenmin als vroeger zelf opgeroepen om die taak over te nemen alleen wordt den Koning de bevoegdheid geschonken te doen vernemen hoe het kiezerscorps in den lande over een zekeren maatregel denkt, zonder dat Hij gebonden is de opinie dier meerderheid te volgen. De beslissing, welke beteekenis aan die opinie zij te hechten, blijft geheel aan hem. En wie zal het ontkennen, dat die opinie van de meerderheid der stemgerechtigde burgers welke van hun stemrecht gebruik maken, een belangrijken factor vormt, waarmede in elken staatsvorm dient reke

« AnteriorContinuar »