Imágenes de páginas
PDF
EPUB

HOOFDSTUK III.

De tegen het Koninklijk Referendum ingebrachte

bezwaren.

Eenigszins uitvoerig behandelde ik in het vorige Hoofdstuk de geschiedenis welke het Koninklijk Referendum in België heeft doorleefd. Inmers de kennisneming der overtuigende en scherpzinnige argumenten waarmede van beide zijden door eminente staatslieden het instituut werd verdedigd en bestreden, stelt in de gelegenheid een juist inzicht te bekomen in de bezwaren welke daartegen kunnen worden te berde gebracht. Tot de bespreking daarvan ga ik thans over.

Het meerendeel der argumenten tegen het besproken instituut aangevoerd, was van principiëelen aard. Daarnaast evenwel meen ik dat een deel der antipathie, waarmede het voorstel werd ontvangen, te wijten is aan een tweetal ongunstige omstandigheden, die het wezen der zaak niet raken, maar toch bij sommigen van den

--

het eerste

beginne af eene zekere tegeningenomenheid wekten. Dit gold vooreerst den naam. Hoezeer de Regeering zich ook beijverde te wijzen op het groote verschil tusschen het voorgestelde >>Referendum" en het Zwitsersche instituut van denzelfden naam niets anders dan een onderzoek naar de meening van het kiezerscorps, zonder dat het resultaat eenige bindende kracht zou bezitten het tweede de eigenlijk gezegde directe wetgeving door het volk toch geloof ik dat het woord alleen reeds velen den schrik om het hart joeg, en hen scherp te velde deed trekken tegen dezen vermeenden aanval op de bestaande politieke instellingen. Ware het met het oog hierop misschien voorzichtiger geweest een ander woord te kiezen, historisch had het voorgestelde instituut evenwel recht op den naam »Referendum." Origineel toch ligt in het woord niet de zin van beslissing, of wetgeving opgesloten. Gelijk OBERHOLTZER, ') Professor HILTY 2) en

1) OBERHOLTZER (ELLIS PAXSON.) The Referendum in America, a discussion of law-making by popular vote. Publications of the University of Pennsylvania.

2) Prof. HILTY. Das Referendum im Schweizerischen Staatsrecht. Archiv fur Oeffentliches Recht, II, blz. 167.

Dr. ALOIS VON ORELLI') ons mededeelen, is het woord van Zwitserschen oorsprong. Wanneer in vorige eeuwen de afgevaardigden der verschillende kantons beraadslaagden over een onderwerp, waarover zij geen mandat impératif hadden medegekregen, dan werd besloten tot het overbrengen, Dad referendum" der quaestie naar hunne plaatselijke autoriteiten. Alleen dus reeds het besluit om iets over te dragen, was eene daad van referendum, afgezien van wat daarvan de gevolgen waren. Die gevolgen waren dan ook voor ieder kanton verschillend en zeer uiteenloopend. Aan deze opvatting blijft men dus getrouw, wanneer men het Koninklijk Besluit, waarbij eene vraag aan de kiezers wordt voorgelegd, als »Referendumbesluit" betitelt, ook al heeft het antwoord der kiezers voor den Koning geen bindende kracht.

Naast de vrees voor het woord stond die voor het nieuwe der instelling aan hare gunstige ontvangst in den weg. Het gold de invoering van eene instelling

1) Dr. ALOIS VON ORELLI. Das Staatsrecht der Schweizerischen Eidgenossenschaft, in MARQUARSSEN's Handbuch, Deel IV, Band 1, Halbband 2.

welke men tot nu toe in geene constitutioneele monarchie aantrof.

De Heer HELLEPUTTE waarschuwde tegen dergelijke politieke proefnemingen, de Heer LIEBAERT was bevreesd voor eene >>monarchie fin de siècle." Ook deze vrees acht ik ongerechtvaardigd. De proefneming draagt een zeer onschuldig karakter, omdat juist hare werking een leiddraad zal zijn voor hare meer of minder ruime toepassing. Blijkt het instituut te beantwoorden aan de verwachtingen welke daarvan worden gekoesterd, en het zal m.i. daaraan beantwoorden wanneer het met oordeel en met mate wordt toegepast, dan zal dit eene aansporing zijn om op den ingeslagen weg voort te gaan.

Blijkt echter dat het kiezerscorps ongeschikt is tot het geven van een advies omtrent vragen, welke aan hetzelve worden voorgelegd, dan zal dit eene reden zijn voor de uitvoerende macht om in het vervolg weinig of geen gebruik van dit recht te maken. Zij, die op het nieuwe en onzekere in dit instituut wezen, namen als leiddraad het reeds in het vorige hoofdstuk besproken werk van Mr. SIMON DEPLOIGE, en trachtten hiermede aan te toonen dat het Referendum in Zwitserland, wat des

zelfs werking betreft, niet de algemeene instemming geniet. Nu is het in Zwitserland een even bekend als karakteristiek feit, hetwelk dan ook door Mr. DEPLOIGE in zijn werk wordt vermeld, dat juist diegenen, die bij de invoering hun stem het luidst verheven hebben ten gunste van het Referendum met wetgevende kracht, thans dezelfden zijn, die over het algemeen daartegen gekant zijn, terwijl de meer conservatieve elementen die het vroeger bestreden, daarin thans geen gevaar meer zien, ja er niet voor zouden terugschrikken dit stelsel nog verder uit te breiden. Dit is eenvoudig utiliteits-politiek. »De politieke partijen in Zwitserland," schrijft BRUNIALTI 1), »beoordeelen het Referendum »niet naar zijne innerlijke waarde, maar naar de vruch>>ten die het voor haar heeft afgeworpen." Hierdoor gebeurt het, dat door de meest tegenover elkander staande partijen eene uitbreiding van de rechten van het volk gevraagd wordt, b.v. in het kanton Basel door de radicalen, in het kanton St. Gallen door de conservatieve katholieken. De heer ZEINP, die ook een jaar president was der Zwitsersche Confederatie, een con

1) BRUNIALTI. La legge è la liberta.

« AnteriorContinuar »