STELLINGEN. I. Het Koninklijk Referendum, toegepast op wetsontwerpen welke door beide Kamers der Staten-Generaal zijn aangenomen, kan in Nederland een correctief zijn der gebrekkige wijze van samenstelling der Staten-Generaal. II. Het vereenigen van het ambt van Minister en lid van een der Kamers der Staten-Generaal, behoorde door de Grondwet te zijn uitgesloten. III. Het verwerpen van wetten om redenen daarbuiten, is slechts dan geoorloofd wanneer de bepaling van art. 5 of 18 der Wet van 22 April 1855, Stbl. 33, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de hoofden der Ministeriëele departementen, is in werking getreden. IV. De keuze bij het benoemen van den Burgemeester behoorde beperkt te zijn tot hen die op een door den Raad op te maken alphabetische voordracht van minstens vijf personen zijn geplaatst. V. Plaatselijke verordeningen kunnen niet vernietigd worden van wege strijd met het gemeentebelang. VI. Art. 136 B. W. is in strijd met het beginsel, uitgedrukt in art. 83 B. W. en art. 167 der Grondwet. VII. Eene gerechtelijke bekentenis mag als voldoend bewijsmiddel van een grond van echtscheiding worden. aangenomen. VIII. Eene koopovereenkomst, waarbij de verkooper verklaart genoegen te nemen met den koopprijs dien de kooper hem zal toekennen, is rechtsgeldig. IX. Het niet betalen van één schuld kan voldoende zijn tot faillietverklaring. X. In hooger beroep kan de rechter zelfs op eenparig verzoek der partijen het nemen van meer dan twee conclusiën niet toestaan. XI. Wanneer twee personen met elkander afspreken een misdrijf te plegen en één hunner het misdrijf pleegt en de andere op wacht staat om bij onraad te waarschuwen, is deze laatste medeplichtige. XII. Bij de voortgezette handeling, bedoeld in art. 53 S. W. B. wordt alleen éénheid van besluit geëischt. XIII. Ons Wetboek van Strafvordering huldigt het legaliteitsbeginsel. XIV. Staats-exploitatie van spoorwegen is wenschelijk. XV. Volgens het Romeinsche Recht was voor schenking aanneming door den begiftigde noodzakelijk. 7/31/29421 |