Imágenes de páginas
PDF
EPUB

telaren van geloof en staatkunde opengezet, en bij klimmende welvaart den oorlog gevoerd, die nu tachtig jaren geleden, met het verzet van enkele steden aangevangen, ten slotte een veroveringskrijg dreigde te worden tegen den verdreven Heer des lands.

Dat de republiek der geunieerde Provincien bij den vrede te Munster in haar geheel, met al hare bezittingen in Oost en West en zonder eenige beperking door alle Vorsten en Staten werd erkend, dat zelfs ten gerieve van haren handel het doodvonnis over de welvaart der zuidelijke Nederlanden werd uitgesproken, het kan niet verwondering wekken voor wie de geschiedenis der voorafgaande jaren kent. Reeds toen immers, ja, misschen meer nog dan later, had de machtige en rijke Unie haren invloed doen gelden in de staatsoverleggingen der mogendheden, was haar hulp afgebeden, haar bondgenootschap gezocht, waren hare kapitalen geleend. Maar opmerkelijk was het toch wel, dat, waar het eerst van een Europeesche staatkunde kon worden gesproken, de regeeringen van dien tijd niet slechts geroepen werden het recht van bestaan te erkennen van den staat, die zich zelf vormende ook zich zelf vrijelijk regeeren wilde, maar zelfs verpligt waren die fiere republikeinen naar de oogen te zien, met hen zich te verbinden en als gelijken met hen te handelen. De gezanten der Republiek werden reeds toen alom in Europa aan de vorstelijke hoven ontvangen, hun woorden gewogen in de kabinetten der grootste staatslieden. Was het wonder, zoo de Republiek de steen des aanstoots werd voor de macht, die zich erfgename der Spaansche opperheerschappij beschouwde? dat de strijdige elementen elkander zochten uit te drijven, en duurzame vrede niet te verkrijgen was, voordat elke overmacht was gefnuikt. Want het zou de kleine vrije staat zijn, die, hetzij met anderen verbonden, hetzij bijna alleen gelaten, telkens dien overmoed beteugelde en Europa ten slotte bevrijdde van het juk eener onbeperkte alleenheersching.

Dat is de beteekenis van de geschiedenis der Republiek in de tweede helft der 17de eeuw, dat het doel waarhenen hare grootste staatslieden, soms slechts ten halve hun streven bewust, henen wezen, een doel, onder veel worsteling, onder velerlei zwakheid en aarzeling eindelijk bereikt.

Toen had de Republiek haar wereldrol afgespeeld: nieuwe belangen waren verrezen, nieuwe machten waren opgestaan, en als na het midden der 18de eeuw nieuwe maatschappelijke eischen hun kracht deden gevoelen, en een nieuwe levensadem over Europa heentoog, toen viel weldra de kunstmatig samengebonden Unie machteloos uiteen. Toch durfde zelfs de ijzeren hand van den nieuwen overweldiger slechts aarzelend en langzamerhand zich over de bakermat der Europeesche vrijheid

nit te strekken, en nauwelijks was haar val beslist, of zonder iemands tegenspraak verrees de oude staat der Vereenigde Provinciën in verjongden vorm weder. Bij al de schikkingen en grensverplaatsingen, die de wijsheid der staatslieden te Weenen vergaderd, toenmaals uitdacht, wist men wel gewesten aan den Nederlandschen Staat toe te voegen, maar aan hetgeen de Unie eenmaal had samengebracht en met zoo zwakken band meer dan twee eeuwen had samengehouden, de schendende hand te slaan, zelfs de machtigsten der aarde durfden het niet voorstellen, ofschoon geen rijk ongeschonden uit dien smeltkroes der staatkunde te voorschijn kwam. Voor den tijdgenoot geen onverschillige herinnering wellicht, en een prikkel te meer om nauwkeurig te onderzoeken, welke gevaren vroeger die Unie bedreigden, welke mannen en welke daden haar bevestigden en krachtig maakten.

§ 1.

Toen het twaalfjarig bestand geëindigd en de krijg op nieuw tegen Spanje was ontbrand, deed het algemeen belang van vreemde staten zich meer dan vroeger gelden, zoodra sprake was van vredesonderhandelingen. In 1618 was in Duitschland de oorlog losgebarsten, die gedurende dertig jaren woedde. Het huis van Oostenrijk streefde naar volkomen opperheerschappij; aan Spanje zou hulp verleend worden, de zuidelijke Nederlanden zouden wederom onder het koninklijk gezag teruggebracht worden; de ketters alom uitgeroeid, de oppermacht der Roomsch-Catholieke kerk hersteld.

Vreeselijk waren de rampen, die deze krijg over de meest welvarende gedeelten van Duitschland bracht; Zweden, later Denemarken kwamen met legers tusschen beiden. Voor de republiek der Vereenigde Gewesten was voortaan uit Duitschland geen dadelijke hulp meer te wachten, wel verademing van den strijd, waar Spanjes legers den keizer in zijn oorlog te hulp kwamen.

Doch vooraf moest nog een tijdelijke zegepraal van het Oostenrijksche huis elk inwoner der republiek op krachtig verzet en volharding in den krijg doen bedacht zijn. In 1625 trekt een Spaansch-Oostenrijksch leger in Gelderland, nadert Amersfoort, waagt zich tot Naarden en overstroomt zelfs Groningen en Friesland met talrijke legerbenden. Honderdtwintig duizend man brengt de jeugdige staat onder de wapenen. Daar wordt eensklaps Wezel, het arsenaal des vijands, door een Hollandsche legerafdeeling bij verrassing ingenomen; de vijand keert ijlings uit de Nederlandsche gewesten terug; het gevaar was voor goed geweken.

Thans echter begon ook Frankrijk zich in den strijd te mengen. De kardinaal de Richelieu gevoelde dat het lot van Spanje in Duitschland zou beslist worden; weldra koos Frankrijk openlijk de partij der Protestantsche vorsten tegenover den keizer, van de Republiek tegenover Spanje.

In 1635 werd een verbond tusschen Frankrijk en de vereenigde gewesten gesloten, dat reeds gewaagde van de toekomstige oprichting eener republiek der zuidelijke Nederlanden, nadat de beide naburen zich ieder een deel der Spaansch gebleven gewesten zouden hebben toegeëigend, de eerste wederopvatting van het denkbeeld door den grooten Zwijger, o. a. bij de Unie van Brussel beproefd, en later van 1648 tot 1672 telkens besproken. Men hoopte dezerzijds Antwerpen voor de Republiek te bekomen met de landstreek daar om heen, een deel van Vlaanderen en van het bisdom van Luijk, de vestingen langs de Maas, om zich aan alle zijden tegen elken vijand te versterken. Maar Spanje neigde nu tot vrede, daar Frankrijk krachtiger dan immer optrad; ook in de Republiek begon men dien te vragen, vooral in Holland. Juist het bezit van Antwerpen zou den Hollandschen kooplieden een ergernis zijn geweest; kon Antwerpen mededingster worden in den wereldhandel van Amsterdam, hoe spoedig zou de Scheldestad gelijk een eeuw vroeger de Hollandsche koopsteden voorbij streven 1.

Het Fransche bondgenootschap leverde weinig op; Frederik Hendrik veroverde eenige vestingen, maar een aanval op Antwerpen, meermalen beraamd, durfde hij bij het gemis der toegezegde Fransche hulp niet ondernemen. Van 1644 werden de onderhandelingen tot den vrede gevoerd te Keulen, te Frankfort, te Munster: Holland's wil werd wet; de vrede kwam tot stand; men maakte zich van Frankrijk los en zag van verovering en verdeeling der Spaansche Nederlanden geheel af.

Reeds toen was de vrees voor Frankrijk's stijgende macht, voor dien gevaarlijken nabuur, de groote reden geweest, die tot spoedigen vrede drong. Alle stukken, vlugschriften en vertoogen van dien tijd wijzen daarhenen. Frankrijk, zegt de een, wil zich in Duitschland nestelen en ons aan de oostzijde insluiten; volgens een ander, zal hij geheel Vlaan

1

"

In het Munsters praetie, een vliegend blaadje van 1646, wordt een Brabander aldus sprekende ingevoerd Hollant en Zeclant sijn al te jalours van de commercie, sij souden ons niet gun» nen; maer gestadelije daer in vervoordeelen. Wert niet 's Hartogenbosch met sware middelen ende Imposten belast, alleen uyt vreese dattet diversie- in Negotie soude maken? Ghy syt gewent de Vlaemsche Cust gesloten te houden: Antwerpen, Gent, Brugge, dien volgens geheel Brabant ende Vlaenderen uyt uwe hant de Haver te doen eeten, ende so dier als gy wilt. Als wy onder u waren wie sal ons versekeren van beter tractements?

"

"

"

deren in ruil tegen Catalonie, waar zijne legers thans zijn ingedrongen, van Spanje ontvangen; ook het huwelijk van den jongen Lodewijk XIV met de Spaansche infante wordt reeds op het tapijt gebracht 1. 't Is vreemt" zegt een anonym schrijver reeds in 1646,,, dat de weereldt soo , verblint is: datse niet siet hoe Vranckryck syn voeten steeckt in de , schoen van Spangien, en datment lyt in de Fransche, hoe dat men de „Spaensche heeft afgeleert"; en elders „Hoe diep het schip van Hollandt "gheladen is, wetense best die aan 't Roer zitten. 't Is Spaegnien ghe„lukkigh voorby geseylt. De Fransche klippen zijn nu 't voorlant. Dit ,, is nu de vrage: offet niet beter is 't Ancker in de Grondt te werpen, ende 't seyl te strycken, als met een voir de wint de Fransche stranden ,,aen te doen ?" 2

Inderdaad een groote omkeering in de Europeesche toestanden! Toen Hendrik IV in 1598 den vrede met Spanje sloot, waren het vooral de Hollandsche afgezanten geweest, die den koning daarvan zochten af te brengen, en de vorst had met zijn gewone openhartigheid geantwoord: „ de vrede was hem noodig, Frankrijk was een halve woestenij, geen stad, geen dorp dat niet de sporen van vernieling vertoonde; er was geen wet en geen gezag, hij had bijna geen getrouwe onderdanen, van alle kanten vijanden, de geldkist was ledig.„, 3 En thans juist vijftig jaren later zochten wederom Hollandsche gezanten den vrede tusschen de beide staten te bewerken, uit vrees voor de overmacht van hetzelfde rijk, dat vroeger getuigd werd vrede boven alles noodig te hebben!

3

Slechts drie jaren (1647-1650) duurde het stadhouderschap van Willem II. Hij bezat bij grooten aanleg een vurigen geest en een edel hart. In zijn karakter zijn veel sporen te vinden van hetgeen bij langere ontwikkeling den roem zijns zoons heeft uitgemaakt.

In Holland vond men na den vrede het stadhouderschap vrij onnoodig. Reeds in 1649 zeide een lid der regeering van Dordrecht,,, dat men in

De Fransche ambassadeurs te Munster kwamen officieel dit gerucht tegenspreken.

M. S. Verbaal van de Ambassade enz., brief van 16 Maart 1646 medegedeeld in de Pièces Justificatives, bij Wicquefort, Hist. des Prov. U. Uitgave van 1861. Vol I blz. 397.

"

Antwoort op een seker brief geschreven aen sijn Vrient dienende tot vervolgh van 't Fransche en Munsters praetje. Anno 1646. Opmerkelijk zijn de volgende woorden in Het ghelichte Munstersche Mom-aengesicht, Soo langhe als dan den Adel in Vranckrijk het ghesach heeft, eu mach noch den Coopman, Burgher ofte ghemeene Man, gheen hope hebben dat voor haar veel goets te verwachten is, ende soude in soodanighen ghevalle, de Ghemeente gheluckich zyn, by aldiense ander het ghebiedt van een Republyke leefden, alwaer den ghemeenen man geen al te grote overlast met den airloch lydende, doir goede ordre, sich evenwel in vree ende in stillicheyt in zyn huys met jne gansche familie mag gheneren.

L. Ranke, Französische Geschichte, Th. 2. S. 34.

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

vrede geen stadhouder van noode had, en dat het ambt van Kapitein-Generaal alleen vereischt werd in tijd van oorlog." En in 1651 verklaarden de Staten van Holland aan die van Zeeland: „ de bloedige oorlogen veranderd „ zijnde in een lang gewenschten vrede, kunnen wij niet anders oordeelen, dan dat de charge van Kapitein-Generaal, die op den oorlog, als be, wegende oorzaak is gefundeert geweest, ook in effecte, door cessatie van dien, van zelf voor gemortificeerd gehouden moet worden" 1. En geen wonder: de vorige stadhouder had reeds door een statige hof houding, door zijn huwelijk met een vreemde vorstin, door zijn nauwe alliantie met Frankrijk zich meer invloed bezorgd dan zijne voorgangers; Willem II, met een Engelsche prinses gehuwd, begon de belangen der Engelsche kroon bij de Staten voor te staan; hij was spoedig de vriend en voorstander der overige provincien tegen Holland, dat dagelijks meer overmachtig weldra dreigde de bondgenooten te zullen loslaten, indien deze niet lijdzaam wilden volgen. ,, De Unie", zeide Holland, , had nu haar effect gehad en was uit" 2. En dat het met die stelling ernst was, bleek o. a. in 1650, toen Holland een commissaris naar Engeland zond, om de provincie bij de Engelsche republiek te vertegenwoordigen, en van hare toegenegenheid verzekering af te leggen. Kort daarna werd reeds gesproken van geheime onderhandelingen tot het overzenden van een leger, waarmede Engeland de weerbarstige provincie tegen de overige leden der Unie zou te hulp komen.

[ocr errors]

De beraamde doch mislukte overrompeling van Amsterdam door de troepen onder Prins Willem Frederik op last des stadhouders is voorzeker een onwettig bedrijf geweest, daar de Kapitein-Generaal noch van de generaliteit, noch van Holland tot zulk een handeling uitdrukkelijke machtiging had, doch de Unie is inderdaad op deze wijze gered; binnen kort ware zij ongetwijfeld uiteengevallen 3. Nu onderwierp zich Amsterdam en geheel Holland.

1

Zie o. a. Groen v. Prinsterer, Handboek, 1e druk 1e ged. bl. 377.

"

Reeds in 1645 schreef D. de Willhem aan Huygens (v. Zuylichem): Car (ceux de Hollande) "disent ouvertement qu'ils en viendront à bout, quand mesme ils seroient contraints de se séparer des (autres) provinces." Archives de la Maison d'Orange-Nassau, 2de serie, Tom. IV.

"

p. 149. a Had de Prins niets gedaan, maar het door Holland gedane laten geworden en beklijven, dan was de zaak ook voor het vervolg beslist, maar dan was het ook met Staten-Generaal en Unie gedaan geweest en Holland, en bepaaldelijk Amsterdam had de Republiek overheerscht. H. W. Tydeman, Aanteekeningen op Bilderdijk's Vad. Gesch., IX. 145.

"

Na de uitvoerige uiteenzetting der feiten bij Groen van Prinsterer, Archives etc., 2de serie, tom IV. Proll. p. CIII. sqq., schijnt grondige tegenspraak onmogelijk. Geenszins kan ik mij dan ook vereenigen met de stelling van den Heer Lenting in de voorrede vóór zijne uitgaaf van Wicquefort's Histoire des Prov. Unies, Amsterdam, 1861, alsof de beschuldiging dat Holland de Unie zou hebben willen verlaten, ongerijmd is. Hij beroept zich o. a. op een Resolutie der Staten van Holland van 27 Juli 1660, waarbij zij het tegendeel verzekeren. Doch toen was reeds alge

« AnteriorContinuar »